Voorbeeld van bijwoordcomplement
Spaanse Lessen / / July 04, 2021
De complementen van het bijwoord zijn een of meer woorden die dienen om de staat aan te vullen die a. uitdrukt bijwoord, het creëren van een bijwoordelijke zin of groep, dat wil zeggen een groep woorden die de functie van bijwoord.
We gebruiken bijwoorden om de omstandigheden te beschrijven waarin een handeling plaatsvindt, en in het algemeen beantwoorden ze de vragen Hoe? Wanneer? Waar? Hoeveel? Of op welke manier? Een bijwoord kan worden aangevuld met andere woorden, die de omstandigheid of frequentie helpen verduidelijken waarmee het wordt beschreven, waardoor een zin of bijwoordelijke groep ontstaat, waarin de kern altijd de overhand heeft bijwoord. Deze constructies waarin de kern een bijwoord is dat de plaats, tijd of omstandigheid van een actie verklaart, wordt ook wel indirect complement genoemd.
Voorzetselcomplementen
Voorzetsels worden gebruikt als aanvulling op het bijwoord, om ze te verbinden met een ander bijwoord of om een bijwoordelijke zin te introduceren:
De hond liep weg
ver van de boerderij. (Ver is het bijwoord van de kern. De boerderij is een nominale constructie die fungeert als een bijwoord en het voorzetsel "de" dient als een connectief)kwam als bliksem. ("Como de rayo" is een bijwoordelijke constructie zodat het gelijk is aan snel of snel)
Ik stond vroeg op af en toe. ("Van tijd tot tijd" is een bijwoordelijke constructie die wordt geïntroduceerd met het voorzetsel "van")
Bijvoeglijke aanvullingen
Een bijwoord kan ook worden gewijzigd door een bijvoeglijk naamwoord, zonder dat de uitdrukking in zijn bijwoordelijke functie wordt gewijzigd. Het kan ook worden gewijzigd door een bijwoordelijke zin:
Vanmorgen hebben we een mooi vandaag. (Het bijwoord van tijd vandaag wordt aangevuld met het bijvoeglijk naamwoord knap)
Het regende gisteren Vrij sterk. (De kwantor Heel, vult de betekenis van het bijwoord so. aan sterk)
Bijwoordelijke aanvullingen
Bijwoorden kunnen ook worden gewijzigd door een ander bijwoord of door een bijwoordelijke constructie. In dit geval overheerst het bijwoord van de kern:
ik kwam vroeg dagelijks de hele maand. (naar het bijwoord dagelijks, wordt aangevuld met de bijwoordelijke constructie de hele maand, beide zijn bijwoorden van tijd, de eerste drukt de frequentie uit en de tweede begrenst de periode).
De bal stuiterde voorbij de binnenplaats. (In deze constructie de bijwoordelijke constructie van plaats daarbuiten wijzigt de bijwoordelijke constructie van plaats van de speeltuin)
Zijn uitleg was: heel rationeel. (het bijwoord heel vertelt ons in welke mate het bijwoord is gewijzigd rationeel)
50 voorbeelden van zinnen met bijwoordelijke aanvullingen:
- De trein reed erg traag.
- Mijn zus kookt dagelijks van maandag tot en met vrijdag.
- De auto begaf het Midden op de weg.
- Tot ziens aan het einde van de weg.
- We moeten aankomen voor de regen.
- Laten we voetballen in het park voor mijn huis.
- Ik heb een notitieboekje op mijn bureau voor de computer.
- De waterdruk is gedaald plotseling aan het einde.
- De hond krabde met irritante aandrang de deur.
- De console rinkelde donderend luid.
- Het eten bleef bij mij? best lekker.
- In het individuele leven komen we verder langzaam naar de toekomst.
- Ik liet het geld achter trouwens.
- Verkeerd gespeld adres heeft ons op weg geholpen voorbij.
- Het idee was: slecht uitgedrukt.
- De taak was: goed uitgelegd.
- Vandaag ben ik een beetje uit focus.
- Er is hulp gekomen te laat.
- ik neem mijn medicijn driemaal per dag.
- Terwijl je oefent, zal het werk zijn: minder langzaam.
- We zullen verkeer hebben Behoorlijk langzaam.
- De reparatie zal zijn een beetje duur.
- De lijn vordert erg traag.
- ik snap het niet goed tot goed wat bedoel je.
- Ik denk dat we komen heel vroeg.
- Ik ren twee kilometer dagelijks van maandag tot zaterdag.
- We gaan uit voor een ijsje in het park.
- We kunnen een film kijken in het vierkant.
- We gaan thuis eten om tien uur 's avonds.
- Blootstelling moet zijn beetje ingewikkeld.
- Het idee is om aan te komen naar het gestelde doel.
- Ideeën stromen niet altijd always zo vrij als we willen.
- De gast passeert naar de kamer.
- Geesten verschijnen overal.
- De les was helderder dan water.
- ik ga naar mijn cursus wekelijks.
- Moet lezen met grote standvastigheid.
- Ik moet de repetitie hebben voor morgen.
- Zeg je dat dit is iets ingewikkelds.
- Morgen gaan we op reis naar de stad.
- Tot ziens op school.
- De les begint direct.
- Mijn telefoon werkt zeer goed.
- Met de griep voel ik me te onhandig.
- Androids zullen denken in een verre toekomst.
- Is een oplossing? niet zo adequaat.
- We bedachten in de metro.
- ik rust niet geen weekend.
- ik drink water waar dan ook.
- We zijn aangekomen aan het einde van de weg.