20 voorbeelden van onjuiste breuken
Diversen / / July 04, 2021
gezien de breuken als proportionele relaties tussen twee getallen, wordt een differentiatie vastgesteld tussen degenen die de eenheid overschrijden, genaamd onechte breuken, en degenen die dat niet doen, die van henzelf zijn. Bijvoorbeeld: 4/3, 21/11, 50/18.
Kenmerken van oneigenlijke breuken
In onechte breuken de teller (het getal dat bovenaan in de breuk staat) is altijd groter dan de noemer (die onderaan), dus het kan ook worden uitgedrukt als de combinatie tussen een geheel getal en nog een breuk en kleiner dan 1.
Er is sprake van ‘combinatie', Omdat ze er schriftelijk zo uitzien: het hele getal en rechts daarvan het fractionele getal. Hoewel er formeel een '+'-teken tussen de twee moet worden geschreven, wordt dit meestal niet gedaan.
Deze getallen, bestaande uit een geheel en een breuk, worden gemengde getallen genoemd en worden vaak gezien op borden van winkels die producten op gewicht verkopen.
In een ijssalon kiest bijna niemand ervoor om 5/2 kilo ijs te bestellen (en veel minder in een hogere verhouding, zoals 10/25), maar het zal zeker 2 ½ vragen, dat wil zeggen "twee en een halve kilo" bevroren.
de oefening van een oneigenlijke breuk omzetten in een gemengd getal is eenvoudig: je moet de teller op zo'n manier ontleden dat deze deelbaar is door de noemer die geeft als resulteert in een geheel getal (in het voorbeeld 4/2 = 2), de resterende breuk (in dit geval ½) is de breuk.
Voor wiskundige analyse is het nutteloos om een oneigenlijke breuk uit te drukken, zoals het aantal eenheden dat het heeft en het kleinere quotiënt van één, aangezien het gaat om elke nummer afzonderlijk: bewerkingen tussen breuken, evenals bewerkingen die breuken en gehele getallen combineren, zijn veel gemakkelijker omdat u met breuken werkt ongepast.
Terwijl de operaties tussen juiste breuken en ongepast worden op dezelfde manier uitgevoerd, er zijn bepaalde differentiële kenmerken in de ene en de andere geval, zoals het feit dat een vermenigvuldiging tussen onechte breuken resulteert in een breuk ongepast.
Terwijl de verdeling tussen onechte breuken precies afhangt van welk getal als deeltal (teller) en welke als deler wordt geplaatst (noemer): als de eerste groter is dan de tweede, dan is het een onechte breuk, terwijl als de tweede groter is, het een juiste fractie.
Een bijzonder geval van oneigenlijke breuken zijn die die: resulteren in een deling waarin geen rest is, dat wil zeggen, een waarin de teller een veelvoud van de noemer is en dan is het een geheel getal: deze staan bekend als schijnbare breuken.
Voorbeelden van onechte breuken
Hier zijn een aantal voorbeelden van oneigenlijke breuken:
- 4/3
- 21/11
- 50/18
- 100/17
- 10/9
- 23/8
- 33/4
- 21/9
- 72/33
- 41/8
- 11/10
- 3/2
- 17/7
- 6/5
- 41/5
- 100/99
- 414/200
- 121/100
- 77/10
- 32/9