24/02/2022
0
Keer bekeken
De werkwoorden ze worden vervoegd in enkelvoud of meervoud volgens het onderwerp dat de actie uitvoert. De enkelvoud mensen Zij zijn ik jij hem, zij en jij en ze worden vervoegd met het werkwoord in het enkelvoud. Bijvoorbeeld: Mijn broer ik koop brood. De meervoud mensen Zij zijn wij, wij, jij, zij of ze en ze worden vervoegd met het werkwoord in het meervoud. Bijvoorbeeld: Mijn broers kocht brood.
ik liep | ik rende | onderzoekt |
leren | jij foldde | jij hebt aangezet |
ik liep | jij verlicht | bereid |
ik zal zingen | gekoeld | je gaat uit |
jij hebt gekookt | heb je begrepen | ik ga omhoog |
jij plaatste | heb je gestudeerd | veronderstelt |
kocht | opgewonden | angst |
bekend | jij gaat installeren | werken |
We liepen | zij renden | zij onderzoeken |
ze leren | zij verdubbelden | ze gingen aan |
laten we wandelen | zij staken aan | zij bereidden zich voor |
we zullen zingen | zij koelden af | zal uitkomen |
ze kookten | zij begrepen | wij klimmen |
zij plaatsten | zij studeerden | veronderstellen |
zij kochten | wij opgewonden | ze zijn bang voor |
Zij weten | zal installeren | zij werken |
Volgen met: