50 voorbeelden van verkleinwoorden
Diversen / / July 04, 2021
verkleinwoorden
De verkleinwoorden Zij zijn achtervoegsels dat wordt toegevoegd aan de woorden om de toestand van klein aan te geven en aan te duiden. Zo ontstaat er een nieuw woord (met toevoeging van het achtervoegsel) dat verband houdt met het woord waaruit het is voortgekomen, maar met een nieuwe nuance, bijvoorbeeld: kleine jongen, kleine man, mager.
Het verkleinwoord kan de eigenschap van "klein" uitdrukken in termen van objectieve fysieke grootte, hoewel het ook wordt gebruikt vaak om gehechtheid of genegenheid aan te duiden, of om elke uitdrukking te verzachten of te nuanceren, bijna als een formule van hoffelijkheid.
Er zijn verkleinwoorden van de algemene taal en er zijn er ook die in meer gelokaliseerde gebieden circuleren: dit gebeurt omdat de verkleinwoorden niet een groep vormen die te gestructureerd is door taal, maar die ontstaat en mondeling wordt overgedragen, in situaties van bekendheid.
Verkleinwoorden worden over het algemeen gebruikt in zeer informele registers: ze komen zelden voor in een publicatie van wetenschappelijke aard of in een juridisch betoog of in een communicatieve situatie die pretendeert serieus te zijn en formeel.
Als het zeer noodzakelijk is om de toestand van iets kleins in een formele code uit te drukken, is het gebruikelijk om toevlucht te nemen tot het zelfstandig naamwoord gevolgd door een bijvoeglijk naamwoord zoals 'klein' of 'jongen', dat op zijn beurt kan worden benadrukt door het bijwoord 'zeer' toe te voegen.
Het kan u van dienst zijn:
Voorbeelden van verkleinwoorden
Hier wordt een reeks verkleinwoorden opgesomd, gevolgd door een woord waarin ze worden toegepast:
- Ito. Bijvoorbeeld: vrachtautoito, bootito, jongenito.
- Ita. Bijvoorbeeld: magerita, maandita, muziekita.
- ik citeer. Bijvoorbeeld: treinik citeer, bootik citeer, vroegik citeer.
- Afspraak. Bijvoorbeeld: past bijafspraak, armafspraak, broodafspraak.
- Eta. Bijvoorbeeld: pebeta, pizzaeta, plazoleta.
- enz. Bijvoorbeeld: mozalbete, pebete, oudete.
- Gebruik het. Bijvoorbeeld: chiqueuelo, plaatsuelo, brooduelo.
- Uela. Bijvoorbeeld: vrouwuela, steeguela, pleinuela.
- In. Bijvoorbeeld: pelin, piolin, kleinein.
- In een. Bijvoorbeeld: chiquein een, kleinein een, kleine meidin een.
- Illo. Bijvoorbeeld: kindillo, naaktillo, bankillo.
- Illa. Bijvoorbeeld: zwerverilla, vensterilla, karilla.
- Ecillo. Bijvoorbeeld: Mensgemakkelijk, broodgemakkelijk.
- Ecilla. Bijvoorbeeld: Blindecilla, Mensecilla.
- Ico. Bijvoorbeeld: mocico, hondicobonico.
- ik. Bijvoorbeeld: boekjeik, patica,
- Ejo. Bijvoorbeeld: tipejo.
- Eja. Bijvoorbeeld: beleja, kanaaleja.
- Ucho. Bijvoorbeeld: flacucho, staducho.
- Ucha. Bijvoorbeeld: autoucha, casucha.
Meer voorbeelden in: Verkleinwoorden met "cito" en "cita"