100 voorbeelden van affixen

Affixen

De affixen zijn deeltjes die zijn gekoppeld aan een woord (of de wortel van een woord) en vorm afgeleide woorden, het veranderen van de betekenis van het woord waaraan ze zijn gekoppeld. Bijvoorbeeld: naar-morph (die geen vorm heeft), bioscoop-philia (liefde voor film).

Afhankelijk van hun locatie ten opzichte van het woord kunnen ze zijn:

Voorbeelden van voorvoegsels

1. Ana. Ontkenning of afwezigheid van iets.

Bijvoorbeeld: naarnormaal, eenalfabet, naarkop, naarmorfo.

1. Anti: Oppositie of contradictie.

Bijvoorbeeld: antiHet is niet van mij, antiSemiet, antibiotisch, antiklerikaal, antivoorzien, antisnoeien.

1. Audi: Dat heeft geluid.

Bijvoorbeeld: audiovisueel, auditief, auditelefoon.

1. Auto: Eigen, naar zichzelf of door hemzelf.

Bijvoorbeeld: autonoem, autodidact, automeegaand, autokritisch, automobiel, autoStruik, autodestructief.

1. Bi: Dubbel of twee.

Bijvoorbeeld: bifiets, binario, bidirectioneel, biseksueel, bipolair, overgrootmoeder, overgrootvader, bifurcatie.

1. Co: Participatie of vakbond.

Bijvoorbeeld: coSchrijver, cobedienen, comoedig, coadjuvans.

1. De, zeg, geef, dis: Intrekking, omkering van een betekenis, overmaat, ontkenning, afname of afwezigheid.

Bijvoorbeeld: desbestellen, discontinu, discordia, vantoename, desgeloven, displaats.

1. Hemi: Voor de helft.

Bijvoorbeeld: hemistichio, hemigebied, hemifiets, hemiplejia.

1. Hik: Die bevindt zich onder of in een onvoldoende hoeveelheid.

Bijvoorbeeld: hiktherm, hikthyroïdisme, hikkritiek, hikspanning, hikplatteland.

1. ik, in, im: Tegenover of tegenover.

Bijvoorbeeld: insterfelijk, imbieder, ilgebruik, imwaarschijnlijk, inMoreel, ingeboren, ingeniaal, illeesbaar, inmissend, iklegaal, inaangepast, instal, inverstandig, ingeluid, indraaglijk, inbegrijpelijk.

1. Intro, Intra: In of in iets.

Bijvoorbeeld: intromorsen, binnenmuren, intromissie, introductie.

1. Doel: Na, voorbij of naast.

Bijvoorbeeld: doelfysiek, doelmijn verhaal, doelvoor een, doelmorfose, doelcentrum.

1. Mega: Erg groot.

Bijvoorbeeld: megatelefoon, megawinkel, megalosaurus, megaloblast.

1. Micro: Heel klein of klein.

Bijvoorbeeld: microbio, micromijn verhaal, microgolven, microscopie, microbus

1. Multi: Die er veel heeft.

Bijvoorbeeld: multiKleur, multimiljonair, multitaal, multivers, multiras.

1. Omni: Dat omvat alles.

Bijvoorbeeld: omniwetenschappelijk, omniCadeau, omnivoro.

1. Pre: Dat is de vorige.

Bijvoorbeeld: prevoorziening, preverhaal, preoordeel, preCursus.

1. Post of pos: Na, na of gevolgd door.

Bijvoorbeeld: postgegevens, posoorlog, postrumatisch, posinstellen, postoperatief, posGeboorte.

1. Opnieuw: Dat is herhaald.

Bijvoorbeeld: review, shuffle, hernoem, reset, reload, re-select, redo, replay.

1. Zonder: Gebrek aan of ontbering van iets of gelijkenis of vereniging.

Bijvoorbeeld: zonderanoniem, zondersmaak, simbiose, zonderapsis.

1. Aan: Wat overdreven is.

Bijvoorbeeld: Aangebeuren, Aanexpositie, Aanbeoordelen.

1. Super: Wat boven is, superieur is of boven is.

Bijvoorbeeld: Supersonisch, SuperMens, Supermarkt, Superbegaafd, Superior.

1. TV: Dat is ver of ver weg.

Bijvoorbeeld: TVbeheerd, TVferisch, TVtelefoon, TVzoeker, TVscopie, TVmarketing, TVgrafiek, TVgram.

1. Ultra: Dat is verder.

Bijvoorbeeld: ultrazee, ultrageluid, ultraPurper, ultragraf.

Voorbeelden van achtervoegsels

1. Arquia: Regeringsvormen.

Bijvoorbeeld: monboog, oligboog.

1. Azo (Augmentatief achtervoegsel).

Bijvoorbeeld: vriendazo, kabeljauwazo, kaalazo.

1. Cidium / cida: Actie van het doden van wat het stamwoord vertegenwoordigt.

Bijvoorbeeld: insectizuur, genocider, parricider.

1. Filia: Liefde of voorliefde voor wat het stamwoord vertegenwoordigt.

Bijvoorbeeld: om zo tephilia, dierentuinphilia, Engelsphilia, bibliophilia, bioscoopphilia, Frankphilia, klankkleurphilia.

1. simo (Superlatief achtervoegsel).

Bijvoorbeeld: is goedheel, altheel, mooiheel, snelheel.

1. Ism: Doctrine, religie, ideologie of stroming.

Bijvoorbeeld: welpism, fascism, Cristianism, knopism, gemeenschappelijkism.

1. Ito / ita: Klein of dichtbij.

Bijvoorbeeld: grootvaderito, mamaita, hondito, vriendita, momentito, warmteita, suavecito.

1. loge: Studie of wetenschap die is gewijd aan het onderwerp dat wordt aangegeven door het grondwoord.

Bijvoorbeeld: psychologeren, immuunlogeren.

1. Oide (Afwijkend achtervoegsel).

Bijvoorbeeld: sentimenteeloide, intellectueeloide.

1. Ote / ota (Augmentatief achtervoegsel).

Bijvoorbeeld: vrijlet op, Mensota.

1. Usco / usca / uzco / uzca (Afwijkend achtervoegsel).

Bijvoorbeeld: pedrusco, zwartuzca.