20 voorbeelden van attributieve zinnen
Diversen / / July 04, 2021
Attributieve zinnen
De attributieve zinnen zijn degenen die een copulatief werkwoord presenteren, dat wil zeggen dat de aanwezigheid van een attribuut vereist is om de betekenis ervan te voltooien. Bijvoorbeeld: Avondeten ditklaar.
Sommige attributieve werkwoorden Zij zijn: zijn,zijn (met al zijn vervoegingen). Deze twee werkwoorden hebben altijd een attribuut nodig om ze op te volgen. Er zijn echter werkwoorden waarvan het copulatieve karakter relatief is, omdat ze alleen in bepaalde gevallen de aanwezigheid van een attribuut vereisen. Deze werkwoorden staan bekend als pseudocopulatives en ze zijn: resultaat, doorgaan, volgen, lijken, liegen, blijven, blijven, aantrekken, worden, worden, onder andere.
Attributieve zinnen bevatten dus een copulatief werkwoord en ook een attribuut, zodat de centrale functie van de predikaat wordt verplaatst naar dat attribuut (in plaats van naar werkwoord).
Attributieve zinnen worden aangevuld met complementen die kunnen bestaan uit:
De copulatieve werkwoorden zijn tegengesteld aan de predicatieve werkwoorden, dat zijn de werkwoorden die volledige acties op zichzelf uitdrukken, zonder de opname van een extra constructie te eisen om betekenis te krijgen. Zinnen gevormd met deze klasse van werkwoorden staan bekend als predicatieve zinnen.
Zie ook:
Voorbeelden van attributieve zinnen
In de volgende lijst met twintig attributieve zinnen voor moAls voorbeeld is de copulatief werkwoord en onderstreept de attributieve structuur, en het type attribuut wordt tussen haakjes verduidelijkt:
- Onze zoon het ispresidentskandidaat. (nominale constructie)
- Sinds gisteravond dat Im schudden. (gerundium)
- Ga je neef zoeken die cousin dit in tranen. (gerundium)
- Elk het is Hoe gaat het. (indirecte modus)
- Toen hij terugkwam van die reis, mijn zoon gemaakt musicus. (zelfstandig naamwoord)
- Je moet Mario begrijpen, hem het is Zo. (bijwoord van manier)
- Peter dit moe van zijn werk. (bijvoeglijk naamwoord)
- De Kamer dit te rommelig. (bijvoeglijk naamwoord constructie)
- Doe nu mee aan het kampioenschap het is winnen. (infinitief)
- Mijn grootvader Het was basketbalspeler in de belangrijkste club van het land. (inhoudelijke opbouw)
- Reizen het is opgroeien. (infinitief)
- De straat Het lijkt vreedzaam. (bijvoeglijk naamwoord)
- Wat de advocaat zei Het lijkt nep. (bijvoeglijk naamwoord)
- Mijn vriend het is student aan de universiteit, Ik doe niet hetik ben. (zelfstandig naamwoord / voornaamwoord constructie)
- de jongen hij bleef tevreden met het resultaat. (bijvoeglijk naamwoord)
- Die vrouw het isspeciaal. (bijvoeglijk naamwoord)
- Het lijkt wel de zon dit eruit komen. (gerundium)
- Mijn ouders is dat zo alsof ze elkaar al zoveel jaren niet kennen. (onmiddellijke aanvulling van modus)
- Imbeginnen met een cursus kunstgeschiedenis. (gerundium)
- De oorzaak Het was door verlegging van publieke middelen. (inhoudelijke opbouw)