40 Voorbeelden van "ja / nee vragen" in het Engels
Diversen / / July 04, 2021
Ja / nee vragen in het Engels
De "ja / nee-vragen" zijn vragen die alleen "ja" of "nee" antwoorden accepteren.
Het tegenovergestelde is de WH vragen, dat wil zeggen, die vragen die beginnen met bijwoorden en vragende voornaamwoorden: wie, hoe, wat, wanneer, enz. Wh-vragen (ook wel “informatieve vragen” genoemd) vereisen meer informatie en kunnen niet alleen met “ja” of “nee” worden beantwoord.
Voorbeeld:
- Ja-nee-vraag: Heb je John vandaag ontmoet? / Heb je John vandaag ontmoet?
- W- vraag: Wie heb je vandaag ontmoet? / Wie heb je vandaag ontmoet?
Voorbeelden van ja/nee vragen
Met hulpwerkwoord do (heden en verleden eenvoudig)
- Vind je dit overhemd leuk? / Vind je dit shirt leuk?
- Speelt hij piano? / Speelt piano?
- Heb je de film gezien? / Heb je de film gezien?
- Heb ik iets verkeerd gedaan? / Ik heb iets verkeerd gedaan?
- Komen ze hier altijd? / Kom je hier vaker?
- Weet Sarah het adres? / Weet Sarah het adres?
Met hoofdwerkwoord zijn: In het heden en verleden, wanneer het hoofdwerkwoord moet zijn, is een hulpwerkwoord niet nodig.
- Ben je gelukkig? / Je bent gelukkig?
- Is ze thuis? / Ze is thuis?
- Was het feest erg leuk? / Was het feest erg leuk?
- Weet je het antwoord zeker? / Was je zeker van het antwoord?
- Zijn ze klaar voor de tripo? / Was je klaar voor de reis?
- Ben ik te kort? / Ben ik te kort?
- Was het hotel leuk? / Was het hotel leuk?
Met hulpwerkwoord zijn: present continuous en past continuous
- Denk jij wat ik denk? / Denk jij wat ik denk?
- Spelen ze gitaar? / Waren ze gitaar aan het spelen?
- Schreeuwden de kinderen te hard? / Schreeuwden de kinderen heel hard?
- Voelt ze zich goed? / Voelt ze zich goed?
- Gaan ze met ons mee? / Gaan ze met ons mee?
- Praatte ik te hard? / Praatte hij te hard?
Met hulpwerkwoord wil: gebruikt om ja / nee-vragen te stellen in de toekomende tijd
- Haal jij de kinderen van school? / Ga je de kinderen van school halen?
- Zullen ze op tijd klaar zijn? / Zullen ze op tijd klaar zijn?
- Zal hij vandaag met de baas praten? / Spreek je vandaag met de baas?
- Gaan we Italië bezoeken? / Zullen we Italië bezoeken?
Met hulpwerkwoord hebben: voltooid tegenwoordige tijd
- Heb je deze voorstelling gezien? / Heb je dit programma gezien?
- Hebben ze ooit eerder samengewerkt? / Hebben jullie ooit samengewerkt?
- Ben ik in Japan geweest? / Ben je in Japan geweest?
- Heb ik je dit verhaal al eerder verteld? / Heb ik je dit verhaal al eerder verteld?
- Heb je veel boeken geschreven? / Heb je veel boeken geschreven?
Met modaal werkwoord moet: een verplichting vragen of instructies vragen
- Moet ik deze verf gebruiken voor een buitentafel? / Moet ik deze verf gebruiken voor een buitentafel?
- Moeten we de test over een uur afronden? / Moeten we het examen over een uur afmaken?
- Moeten ze hem geloven? / Moeten ze hem geloven?
- Moeten we nu vertrekken om er op tijd te zijn? / Moeten we nu vertrekken om op tijd te zijn?
Met modaal werkwoord moet: een verplichting vragen
- Moet de hond altijd vastgebonden zijn? / Moet de hond altijd aangelijnd zijn?
- Moeten we onze schoenen uitdoen? / Moeten we onze schoenen uitdoen?
- Moet je veel studeren? / Moet je veel studeren?
- Moet ik al deze belastingen betalen? / Moet u al deze belastingen betalen?
Met modaal werkwoord kan: vragen naar het vermogen en/of de mogelijkheid om iets te doen
- Mogen de kinderen naar het park? / Mogen de kinderen naar het park?
- Kun jij de tafel dekken? / Kun jij de tafel klaarmaken?
- Kan hij heel hard rennen? / Kan heel snel rennen?
- Mag de kat gewoon voer eten? / Mag de kat gewoon voer eten?
Andrea is een taalleraar, en in haar instagram account biedt privélessen per videogesprek zodat je Engels leert spreken.