Voorbeeld van bijvoeglijk predikaat
Spaanse Lessen / / July 04, 2021
De bijvoeglijk naamwoordl is het predikaat dat bijvoeglijke naamwoorden of bijvoeglijke constructies (bijvoeglijke zinnen) bevat die kenmerken of kwaliteiten van het onderwerp, of de kenmerken die zowel het onderwerp als de actie die maakt.
Het bijvoeglijk naamwoord kan worden verbonden met het onderwerp, dat de kenmerken ervan beschrijft, door middel van een copulatief werkwoord, dat wil zeggen met de werkwoorden zijn, zijn, verschijnen en lopen. In deze gevallen vorm attributieve zinnen:
Marina is slim.
Juan is moe.
Mijn hond lijkt verdrietig.
De baas loopt als een gekooid beest.
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook een kenmerk van de actie van het onderwerp en van het onderwerp zelf beschrijven. Deze functie van het bijvoeglijk naamwoord heet predicatief complement. In deze gevallen beschrijft het een werkwoord dat actie uitdrukt, zowel actief als passief:
John rent vrolijk.
Ana loopt trots.
Het boek is gekocht goedkoop.
Fermin had gezien goed.
Het bijvoeglijk naamwoord moet in geslacht en getal overeenkomen met het onderwerp of object dat het wijzigt:
De paarden galopperen vrij door het Platteland.
Juana kwam naar buiten geërgerd op je werk.
Roberto kwam uit geërgerd op je werk.
Damien is Knap zoals zijn vader.
Diana is mooi zoals haar moeder.
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen direct object, indirect object of indirect object bevatten. Het belangrijkste is dat ze eigenschappen of kenmerken van het onderwerp beschrijven door het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden of bijvoeglijke constructies (zinnen).
Raúl verkoopt goedde jassen (Directe aanvulling).
Firulais loopt vrolijkin de achtertuin (Instantiële aanvulling).
Maria is gearriveerd heel mooinaar het feest. (Indirect compliment).
Een bijvoeglijk naamwoord kan twee of meer bijvoeglijke naamwoorden bevatten, hetzij als attributen of als predicatieve complementen:
Marina is slim, lang en mooi.
Mijn baas loopt boos, woedend, als een gekooid beest.
50 voorbeelden van zinnen met bijvoeglijk naamwoord
- Het is meedogenloos.
- Je neef is erg aardig en aardig.
- Dat liedje lijkt me onaangenaam.
- Ana kwam terug heel moe Van de reis.
- De bus kwam eraan te traag.
- Het werk ontvouwt zich Snel.
- Je ogen hebben heel mooie glans.
- Geesten zijn transparant en ongrijpbaar.
- De uitleg zal zijn: duidelijk en beknopt.
- Gisteren gingen we uit haastig naar het ziekenhuis.
- De geest denkt langzaam wanneer we zijn moe.
- Mijn auto ziet eruit sprankelend op straat.
- Je kussen voelt zacht en warm.
- De plaat speelt acuut.
- De nieuwe generaties zijn onwetend van de technologie van een paar jaar geleden.
- Ideeën zijn: slecht en slecht als het om vernietiging gaat.
- Mijn scheermes is nieuw en scherp.
- De kerk binnengegaan vol hoop.
- De schoenen waren schandalig goedkoop.
- blijven vreedzaam.
- Ruperto was Op de rand van de dood een paar dagen geleden.
- De draad was strak sterk de stof.
- De regel lag gevouwen en ongeverfd op het bureau.
- De taak leek moeilijk; maar in werkelijkheid was het erg makkelijk.
- Het bord was rood en blauw.
- Borstel gesneden heel sterk de rommel.
- De telefoon was uit.
- De saus was lekker en pittig.
- Het glas zag er uit vers gepolijst en glanzend.
- Het medicijn blijkt gevaarlijk zonder medisch toezicht.
- De deurbel gaat sterk.
- Die dekking is verschrikkelijk.
- De lijst met nummers is willekeurig.
- Mijn oma heeft me ontvangen met open armen.
- De predikant keek verdacht aanwezigen.
- Lupita huilt verdrietig en diepbedroefd.
- De bioscoop was groot en ruim.
- Het haar had het lang en omslachtig.
- Darius liep Uitgeput.
- Guillermo sliep ontspannen.
- De klas geslaagd langzaam en saai.
- De studenten luisterden slaperig en slaperig.
- De meeste waren afgeleid en onoplettend.
- Ik herkende mijn neef op het eerste gezicht.
- Dat idee was perfect.
- Het verleden zal altijd zijn goed.
- Herinneringen zijn bitterzoet.
- De momenten van mijn leven zijn goed, slecht en gemiddeld.
- Groenten eten is goed en gezond.
- De oefening zal zijn: heilzaam en gezond als het regelmatig is.