Voorbeeld van primitieve zelfstandige naamwoorden
Spaanse Lessen / / November 13, 2021
De primitieve zelfstandige naamwoorden zijn die welke de oorsprong geven aan andere woorden of woorden en dienen als startpunt van reeksen voor een familie.
100 voorbeelden van primitieve zelfstandige naamwoorden:
1. Aankleden = aankleden, aankleden
2. Raden = raden, waarzeggerij
3. Beheren = beheerder, beheerder
4. Adopteren = adoptie, adoptie
5. Adorno = versier, versier, versier
6. Sharpen = slijper, slijpen
7. Afrika = Afrikaans, Afrikaans
8. Allergie = allergeen, allergisch, allergeen
9. Vriend = vriendschap, vriendelijk
10. Archief = archivaris
11. Atheïst = atheïsme
12. Auto = auto, automobilist
13. Vliegtuig = vliegtuig, vlieger
14. Bacteriën = bacteriedodend, bacteriofaag
15. Badkamer = badkuip, badpak, bader
16. Baard = kin, kapper, kapperszaak
17. Scholarship = fellow, fellow
18. Oorlogszuchtig = oorlogszuchtig, oorlogszuchtig
19. Ticket = portemonnee, portemonnee
20. Verwijderen = verwijderd, verwijderen zal verwijderen
21. Paard = ridder = cavalerie = ridder
22. Lade = ladekast, lade
23. Straat = steeg, steeg
24. Camino = wandelaar, wandelaar.
25. Veld = boer
26. Cariës = vervallen
27. Vlees = geeft aanleiding tot slagerij en slagerij
28. Auto = carrosserie, carrosseriebouwer
29. Thuis = thuis
30. Cel = cellulitis
31. Centrum = centraal, centraal
32. Frons = omgorden, strak
33. Hersenen = cerebraal, brainiac
34. Charro = charrería
35. Cinema = cinematografie, cinematograaf
36. Circus = circus
37. Cirkel = cirkelvormig, bloedsomloop
38. Verzameling = verzamelaar = verzamelaar
39. Aankoop = koper, verkoop.
40. Conflict = conflicterend
41. Hof = hoveling
42. Lepel = theelepel, pollepel
43. Drama = dramatisch, dramatisch
44. Poll = pollster, respondent, polling
45. Studeren = student, leergierig, gestudeerd
46. Datum = datum, gedateerd
47. Bloem = bloemenwinkel en vaas
48. Focus = focus, gefocust
49. Boerderij = boer
50. Honger = hongerig
51. Tuin = tuinieren en tuinman
52. Judo = Judoka
53. Karate = karatevechter
54. Potlood = pen
55. Vrij = bevrijden, bevrijding, liberaal
56. Boek = boekhandel
57. Drank = slijterij
58. Meester = meesterschap
59. Zee = zeeman
60. Geheugen = onthouden,
61. Geest = mentaliteit,
62. Liegen = leugenaar
63. Liegen = leugenaar, leugenachtig
64. Markt = koopwaar
65. Tafel = serveerster
66. Mexico = Mexicaans, Mexicanisme,
67. Militie = militair, militarisering
68. Munt = portemonnee
69. Berg = bergbeklimmer
70. Monte = montuno
71. sterfelijk = onsterfelijk
72. Noble = Adel, edelman
73. Werk = arbeider
74. Order = ordelijk, ordelijk, bestel hem
75. Oost = oost = oriëntatie
76. Brood = bakker en bakker
77. Papier = briefpapier en prullenbak
78. Vaderland = patriot, patriottisme
79. Parfum = parfumerie
80. Hond = kennel
81. Feather = plumeau, plumeau
82. Gedicht = dichter, poëzie, poëtisch
83. Kaas = kaaswinkel
84. Ranch = Rancher
85. Muis = muizenval
86. Adem = adem, adem, adem
87. Kleding = kledingkast
88. Sepulchure = doodgraver
89. Droom = dromer
90. Kaart = kaarthouder
91. Telefoon = Telefonie, telefonie
92. Winkel = winkelier
93. Werk = arbeider
94. Werk = arbeider, werken, wij werken
95. Slikken = slikken, slikbaar
96. Verkoop = verkoper, vintage
97. Waar = waar
98. Groente = groentewinkel
99. Wijn = wijnmakerij
100. Schoen = schoenenwinkel, Schoenmaker